Panker




INTRO

Is ‘t er hier toevallig een kindje in de klas en die heeft een broertje of een zusje die
zelfmoord heeft gepleegd./
Want daarover gaat het volgende verhaal./ «Uuh?»/
Verhaal van Panker de eekhoorn, de grootste loser van de dieren.

VERSE 1

Ik neem je mee naar de tijd dat dieren/
nog konden smeken, en ze net mensen leken met hun dromen en gebreken.
En daar vinden we ‘n eekhoorn:/
Panker was zijn naam./
Had net het nest verlaten, ging op eigen pootjes staan./
Het leven ging al smaken, hij ging het helemaal maken./
Vrouwtje, boompje zoeken, levenslang nootjes kraken.
Luister naar dit verhaal,/
naar wat ik even zeg over onze knagende vriend/
en zijn nieuwe levensweg./
Vol hoop en moed in zijn leven gedonderd./
Zijn lot tegemoet./
Naïef en verwonderd.
En zo ging panker dan op zoek naar zijn wijfje./
Hij zocht in heel het bos, maar niemand vroeg «een lijfje»./
Geen eekhoorn-meisje dat hem zag zitten./
Geen nootjes voor Panker, eerder kersepitten./
Alleen met zijn schaduw bij zonsondergang,/
een eenzame eekhoorn en zijn paringsdrang./
«Hee, dag schat, eeuh… g’hebt wel ne schone vacht enzo… en eeuh… zo’n sexy staart. En…»
«Jaja.»
«Ik had zoiets van… ken ik u niet van ergens en wilt ge met mij iets gaan eten? Of gaan drinken?»
«Neenee.»
«Hoezo? Neeee.»

CHORUS

Panker de eekhoorn z’n einde is gekomen./
Hij zit aan de grond, maar hoor de duizenden bomen:/
Pankeeer is doood!/
Panker is dood!/

VERSE 2

Teleurgesteld en versteld,/
dat het hem niet lukte./
Een gezelfde vete met alle bloemen die hij plukte.
De droom die ijver drukte, maar hij gaf de moed niet op./
«Dit is niet m’n straf. Dit kost me niet m’n kop. Wie heeft een vrouwtje nooodig? Ik zoek mezelf een boom. En daar zal ik heersen als een koning op z’n troon.»
Deze woorden gesproken, zijn toekomst geroken.
Een beetje plaaster voor dromen,/
die waren gebroken.
Op zoektocht naar heer vos, die bomen verkocht./
En eens hem gevonden, hoe zeer hij verzocht.
«Geef mij een boom. Een sterke, een grote.»
Waarop de vos antwoordde:
«Panker, kus m’n noten! Ja, een boom. Hoe kan je dat betalen, je hebt geen werk, geen vrouw, hoe moet ik het vertalen?»
«Heb medelij!»
De vos zou hem niet leren. 2-0 voor de problemen.
Een eekhoorn druipt af met zijn staart tussen de benen./

CHORUS

Panker de eekhoorn z’n einde is gekomen./
Hij zit aan de grond, maar hoor de duizenden bomen:/
Pankeeer is doood!/
Panker is dood!/

VERSE 3

Iedereen meed hem. Niemand wou er babbelen,
hem een beetje steunen, of dennenappels knabbelen./
Hij wou rechtop krabbelen, maar ‘t deed teveel zeer./
Panker zag door anderen hun bomen, zijn bos niet meer./
Geen afweer en een afkeer van wat hem was overkomen,
en zag geen toekomst meer, waar hij kon over dromen./
Zijn oog is overstromen. Ze hebben ‘m alles ontnomen./
Het draaglot van Panker waar hij niet aan was ontkomen./
Daar lag een hoopje eekhoorn, dat zachtjes wegkwijnde.
Eerst gekozen voor het leven en nu koos hij voor het einde./
Veel te moe en geen zin om nog te vechten.
Hij knaagde eerst zijn linkerpols over en dan zijn rechter./
Bloed uit de kleine armpjes dat over zijn vacht gutste./
Het stroomde traagjes weg. Zijn leven vol blutsen./
Een eekhoorn-lijk op het bed van de herfst.
Met zijn afscheidwoorden in een boom gekerfd.

CHORUS

Panker de eekhoorn z’n einde is gekomen./
Hij zit aan de grond, maar hoor de duizenden bomen:/
Pankeeer is doood!/
Panker is dood!/
– x2