Huwelijkszwendelaar (180 Nachten)




De rechter vroeg: «Getuige, kent u de verdachte?»
Wat had ik anders moeten zeggen dan: «Jawel»
Want daar zat jij, verdomde schoft
Je hebt waarachtig nog geboft
Dat uitgerekend daar ons weerzien is gebeurd
Want echt, ik zweer je, da’k je anders had verscheurd

De rechter vroeg: «Bent u familie van verdachte?»
Wel, dat ontbrak me d’r precies nou nog maar aan
Oh ja, je huisde in mijn flat
Een half jaar had ik je in mijn bed
Ik heb je te vreten en mooi ondergoed gegeven
Alleen familie? Nee, da’s me bespaard gebleven

De rechter zei: «De waarheid, en alleen de waarheid»
Ik heb gezworen dat ik die vertellen zou
En God, dat was ik ook van plan
Ik dacht: Nou moet-ie d’r maar an
De bigamist, nou breekt ‘t hem eens lelijk op
Poelier van middelbare kippen zonder kop

De rechter zei: «U hebt verdachte leren kennen?»
Ik kon niet laten om te zeggen: «Nou en of»
Daar zat je met je dikke nek
Die ik, van God verlaten gek
Zo vaak met liefde en een schaar heb schoongeschoren
Net als de haartjes uit je neus en uit je oren

De rechter vroeg: «Hij heeft u spaargeld afgetroggeld
Ruim dertig mille?» Ik dacht: Verrek, da’s ook niet niks
En heet van wraak genoot ik dat je in’t verdachtenbankje zat
Je hand streek langs je voorhoofd zonder te bedoelen
Maar ‘t was ineens of ik hem op mijn huid kon voelen

En op de getuigenbank zaten vier vrouwen, ze keken
En ik keek terug, vroeg me af of die nou op me leken
En stuk voor stuk schatten we hoeveel volzalige nachten
De andere vier in jouw armen, schandalig, doorbrachten

De rechter vroeg: «Hij maakte u veel geld afhandig?»
Ik dacht: Honderdtachtig nachten, da’s ook niet niks
Een half jaar heb ik in mijn hoofd
En hart aan laat geluk geloofd
Daar moet ik verder maar op teren in mijn leven
Als ik ze nog had, zou ‘k er weer dertig mille voor geven
Waarom niet
En ‘k zei hardop: «Die man heeft mij nooit iets misdreven
Wij zijn quitte!»